In de jaren 70 nam Ringo Starr een nummer op van Brian Cadd en dat had wel eens het volkslied kunnen worden van alle drugsverslaafden en dronkemannen over de hele wereld, maar het werd echter nooit uitgebracht.
'Ringo had er genoeg van, en had het allemaal opgegeven,' vertelt Cadd aan Undercover.fm. 'Hij was afgekickt, hij was beroemd en heel gelukkig over alles wat gebeurde. Dus, schreven we het nummer ‘Some Folks Do’ dat ging over het nemen van drugs en over het feit dat Ringo clean was nu. Toen nam hij het nummer op en we dachten, ja dit is het echt. Dit wordt het volkslied, het lijflied voor alle dronkelappen en junkies van over heel de wereld.'
Cadd schreef het nummer voor Ringo, samen met John Beland van de Flying Burrito Brothers. Ken Mansfield, manager van Apple Records USA deed de productie. Mansfield werkte met The Beatles aan het witte album en ook met de artiesten James, Mary Hopkin en Badfinger die bij Apple onder label waren. Het zou de eerste single worden van zijn volgende album in 1976.
'Toen veranderde hij van producer en ging samenwerken met Van Dyke Parks. Van Dyke parks verwijderde al de rommel die hij voordien gemaakt had en bracht een hoop andere rommel mee,' zegt Brian. 'Maar toch hield Ringo van dit nummer. Hij was heel gelukkig met dit nummer als zijn eerste single.'
Het album dat de fans van Ringo in de plaats kregen, was ‘Rotogravure’ en het nummer van Cadd werd netjes opgeborgen ergens onderaan in een kluis sindsdien.
Brian heeft het nummer nooit voor zichzelf of voor iemand anders gebruikt, het was een nummer dat heel speciaal voor Ringo was geschreven. 'Het was fantastisch. Het is gewoon hem. Op de demo hoor je hoe Ringo wanhopig een poging doet om in de maat te blijven, net zoals op al zijn andere platen'.
Brian Cadd blijkt terug op dit verhaal en op veel meer in zijn nieuwe boek ‘From This Side Of Things’. Het boek is verkrijgbaar via zijn officiële website.
Hier kan je interview van Brian Cadd met Undercover bekijken: http://www.undercover.fm/videos/292
(Bron: undercover.fm)
(Vert: Janien Nuijten-Colans)