Tomorrow never knows. Een nummer met veel tegenstellingen.
Hoewel het het laatste nummer op het album Revolver was, was het het eerste nummer dat de band voor Revolver opnam. En het schurkte toch weer dichter tegen de experimentele drang van Peppers dan tegen Rubber Soul. En het was het meest gecompliceerde nummer van het album. Toch bevat het maar één akkoord.
Het begon met een take die uiteindelijk op Anthology zou verschijnen. Het was toen al een vreemd klinkend nummer, maar voor de uiteindelijke versie trok de band alle registers open. Lennon –die altijd een hekel had aan zijn stem – en hij vertelde dat hij wilde klinken als 100 Tibetaanse moniken op de Himelaya.
De enige die dat soort ideeën om kon zetten in een praktische oplossing was George Martin. Lennon’s stem werd opgenomen met de bekende Lesley-speaker van een Hammond orgel. Wanneer je daar het pedaal van indrukt gaat er een ventilator draaien, wat het bekende Hammondgeluid veroorzaakt. Dat was al revolutionair genoeg maar daar bleef het niet bij. De gitaarsolo maar ook de bekkens van de drums werden achterstevoren opgenomen. En McCartney experimenteerde met de eerste samples door van stukken bandrecordertape de eindes aan elkaar te plakken, zogenaamde loops. Er kwamen er uiteindelijk 5 op de plaat. En daar zat de moeilijkheid.
De Beatles namen op 4 sporen op, wat betekende dat de loops live gemixt moesten worden. Dat werd bereikt door 5 bandrecorders te laten bemannen met ieder een eigen technicus die met een potlood de loops door de bandrecorders moesten voeren. De vier Beatles en George Martin zaten aan de knoppen om ieder op gezette tijden een loop te laten horen en weg te draaien. Het is tekenend voor het vakmanschap van de band, want het klinkt fenomenaal maar was destijds ongehoord.
Omdat het allemaal live gemixed werd betekent dat zowel de stereo- als monomix afwijken en dat het nooit meer exact het zelfde kan worden gedaan. De allereerste monopersing van Revolver bevat overigens een weer andere mix. En die is bijgevoegd.
Ron Bulters