Ik was een van die meisjes die fan waren waren van The Beatles in de jaren 60. En ja hoor, Paul was toen mijn favorietje en Ringo kwam net daarachter op de tweede plaats. Toen ik ouder werd kon ik John’s geestigheid en vernuft waarderen en de spiritualiteit van George, maar alles begon met de donkere ogen van Paul.
Het boek ‘The Beatles’ van Hunter Davies, kende ik van buiten. Ik kon het openslaan, de eerste zin lezen en dan wist ik zo wat er op de hele bladzijde stond. Dit boek was een autoriteit. In dit boek kon je lezen dat de befaamde kraagloze pakjes een idee waren van Astrid Kirchherr, het duitse vriendinnetje van basgitarist Stuart Sutcliffe. Zij droeg haar blonde haar in een korte jongenssnit en in haar kamer had ze een muur bedekt met zwarte linnen doeken met daarachter een spiegel. Toen ik opgroeide was zij mijn grote voorbeeld.
Ik wilde zo graag zijn zoals The Beatles, liedjes schrijven en optreden met de gitaar in donkere duitse clubs, broodjes eten met ham, een doel dat ik later bereikte maar op een veel kleiner schaal.
Toevallig kwam mijn eerste vakantieliefje uit Liverpool, die had nog broodjes met ham naar Paul McCartney gegooid tijdens een Dadaistische betoging, tijdens de eerste punkgolf in de jaren 70.
Wel meisjes (en jongens) nu is er Paul McCartney : A Life door Peter Ames Carlin, een lieflijke biografie die McCartney volgt van zijn geboorte, zijn hele verdere leven en carriere, van zijn eerste huwelijk tot de moeilijke scheiding van Heather Mills.
Carlin presenteert McCartney meer als kunstenaar, intelligenter, meer ambitieus dan de lieve zachte karikatuur die meestal van hem geschetst wordt. Jammer genoeg is de toon in dit boek en de schrijfkwaliteit niet altijd even hoogstaand.
Het eerste hoofdstuk beschrijft een recent McCartneyconcert in Liverpool. De hele belevenis wordt beschreven als een flashback voor zowel Paul als het publiek : ‘Dep je ogen droog en snuit je neus, want we gaan even terug naar onze jeugdjaren. De cirkel is rond met deze jonge gasten, ze zijn vol van het leven, vol plezier en ze weten nog helemaal niet wat ze van de toekomst mogen verwachten.’ Ja, dat doen we. Onze ogen zijn in een wip gedroogd en we gaan van het fan-zijn lang geleden naar het Liverpool van de twintigste eeuw terwijl Carlin sommige immigratiestromen beschrijft en andere negeert, vertrekkend van de onstabiele oevers van de Nieuwe Wereld. Bah! Waarom zijn oevers altijd een belemmering ? Niemand schrijft ooit over hoe onbelemmerd de oever kan zijn in deze tijd.
Wat we missen in het boek is de stem van Paul zelf. Het boek puilt uit van een overaanbod van meningen uit de tweede hand (en de competitie die daartussen heerst) en veelvuldige speculaties van wat paul zou gezegd, gedacht of gevoeld hebben.
In dit eerste hoofdstuk alleen al, dat 14 bladzijden telt, heeft Carlin gebruik gemaakt van vele bronnen : The Beatles van Hunter Davies; The Beatles van Bob Spitz; Liverpool : Wondrous Place van Paul Du Noyer; Paul McCartney : Many Years From Now van Barry Miles. Er is een enkel origineel interview met een jeugdvriend van Paul, Tony Bramwell die alom tegenwoordig is in Paul’s leven, en ook nog aangehaald wordt verder in dit boek.
Deze persoonlijke interviews, die ook de buitenkantjes raken, geven deze biografie diepte en kracht, omdat ze een heel ander licht werpen op het zo gekende familiemateriaal.
Later in het boek bijvoorbeeld, vertelt Bramwell over de reactie van EMI op Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band, nu wereldwijd beschouwd als een van de beste albums aller tijden.
McCartney droomde ervan om er een film van te maken, maar Bramwell meldt: ‘De vrekkige mensen bij EMI, de mensen die destijds aan het hoofd van het bedrijf stonden, vonden SP als zodanig niet zo'n geweldig album. Het had ze al zoveel geld gekost in de studio, en ze waren er niet zo zeker van dat ze dat ooit terug zouden verdienen, daarom wilden ze geen budget vrijmaken voor de film.’
Dit is goed materiaal! Alle eer voor Carlin die dit verhaal ontdekt heeft, en in het boek zijn nog vele anekdotes zoals deze te vinden. Maar veel van het geschrevene is onaangenaam, en belangrijke dingen blijven onverklaard. Carlin heeft Astrid Kirchherr opgespoord, de blonde existentialist met haar zwarte gewaad. Fijn dat er wat aandacht voor haar is! Ze vertelt ins dat the Beatles krachtig waren en er goed uitzagen, maar dat wisten we al. Dan gaat Carlin verder: ‘Rond deze tijd hadden the Beatles hun belachelijke lila jasjes ingeruild voor zwarte leren pakken, die ze droegen met een zwart T-shirt. Maar Astrid keek door de motorrijderslook heen, door de zweem van geweld die elke avond door de rokerige lucht van de Kaiserkeller trok, en herkende de beminnelijkheid en intelligentie die onder al dat leer te vinden was.’ Dus ze keek door de leren outfits heen, maar was ze nu verantwoordelijk voor hun coole kraagloze pakken of niet? Hij vertelt het niet. Dit is geen irrelevant detail. Ze wordt ook beschreven als een ‘inspirerende fotografe’ terwijl de context toch meer zinspeelt op een ‘ambitieuze fotografe’.
Carlin's toon varieert van opgetogen en vleierig aan het begin, tot afstandelijk en onpartijdig als hij McCartney's post-Beatles werk met Wings bespreekt (we leren dat Paul, blijkbaar onopzettelijk, niet zo scheutig was met opslag geven en royalty betalingen).
Maar aan het eind van het boek is Carlin kritisch en afkeurend geworden. Hij zegt dat het lijkt of McCartney ‘zich gedraagt als een moderne versie van de legende Narcissus, te verliefd op zijn eigen jeugdige spiegelbeeld om zich te realiseren hoe onaantrekkelijk zijn volwassen gezicht geworden is.’ Jeetje. Oef.
Een zin over McCartney, dat zich laat lezen als commentaar van een afgewezen aanbidder, onthult de bron van bovenstaande opmerking: ‘Hij geeft interviews aan bloggers en alternatieve krantjes, maar weigert enkele grote kranten (en biografen)’. Waarschijnlijk heeft de auteur een aanvraag gedaan voor medewerking van de hoofdpersoon van zijn boek, maar werd hij afgewezen.
Heeft Carlin ons begrip van McCartney's karakter vergroot met dit boek? Of heeft hij het alleen maar vager gemaakt? Hij had een analyse van dat karakter kunnen schrijven vanuit een onbevooroordeelde positie, en ik denk ook dat dat zijn doel was. Maar zijn pogingen om te entertainen staan het verhaal in de weg. En dit is boek om te entertainen, hoewel wat gebrekkig, vol met klachten en provocatief en ál te bloemrijk taalgebruik.
Lezers die behoefte hebben aan elk detail over the Beatles zullen dit boek wel willen lezen. Het zou ongetwijfeld een beter boek zijn geworden als Paul McCartney zelf eraan had meegewerkt. Maar dan wel met minder sappige details.
(bron: living.scotsman.com)
(Vert.: Janien Nuijten en Ruby Van Den Bergh)