Het lijkt alsof er steeds vaker muzikanten worden aangeklaagd vanwege schending van het auteursrecht.
‘Blurred Lines’ klinkt als ‘Got to give it up’, ‘Stay with me’ is gepikt van ‘I won’t back down’, en ‘Down Under’ pikt van ‘Kookaburra’. Sinds wanneer zijn artiesten zulke ruziemakers? In feite speelt dit al sinds mensenheugenis.
In veel gevallen van ongeoorloofde toe-eigening van muziek zijn de artiesten zelf er opvallend rustig onder dat hun muziek wordt gebruikt door iemand anders. Tom Petty was uiterst vergevingsgezind tegen Sam Smith over de overeenkomsten tussen ‘Stay with me’ en ‘I won’t back down’, zo zegt hij in een blog post dat hij “Sam er nooit op heeft aangekeken”:
“Door mijn jarenlange ervaring als songwriter weet ik dat deze dingen kunnen gebeuren. Meestal heb je het al in de gaten voordat het nummer de studio uit komt, maar in dit geval glipte het er tussendoor. Sam’s mensen hadden er alle begrip voor dat wij hierdoor gedupeerd werden en we hebben probleemloos een schikking getroffen. Het woord rechtszaak is nooit uitgesproken en was ook nooit mijn intentie…. Sam deed wat hij moest doen en daarmee was voor mij de kous af. Een muzikaal ongelukje, niets meer en niets minder.”
Tom heeft er vaker blijk van gegeven dat hij niet pietluttig is als andere mensen zijn muziek gebruiken. In een interview met Rolling Stone in 2006 zegt hij: “een heleboel rock ‘n’ roll nummers lijken op elkaar“: “The Strokes leenden ‘American Girl’ (voor hun nummer ‘Last Night’) en ik zag een interview waarin ze dat zelf toegaven. Daar moest ik smakelijk om lachen. Ik had zoiets van ‘O.k., goed bezig’....... Ik geloof niet zo in rechtszaken.”
Helaas is het meestal niet de schrijver van een nummer, die in de hand heeft om een rechtszaak aan te spannen als nummers op elkaar lijken, want nummers zijn vaker eigendom van het bedrijf dat het uitbrengt dan van de artiest die het heeft geschreven. Dit berust op een zwart-witte denkwijze die er op neerkomt dat artiesten worden geacht de creatieve geesten te zijn die waarschijnlijk niet de tijd, het vermogen en de neiging hebben om de zakelijke kant van de muziek op zich te nemen, dus ze gaan in zee met een uitgever om ervan verzekerd te zijn dat ze betaald krijgen voor hun werk.
Veelal echter, maken gewetenloze uitgevers misbruik van de situatie. Misschien is het beroemdste voorbeeld hiervan The Beatles en het debacle dat Northern Songs was.
In de allereerste periode van hun carrière introduceerde Brian Epstein, manager van The Beatles, John Lennon en Paul McCartney bij muziekuitgever Dick James. Al snel overtuigde James John en Paul ervan dat voor hen de slimste manier om geld te verdienen met hun nummers de oprichting was van een uitgeverij en in 1963 werd Northern Songs gevormd.
Binnen enkele jaren zorgde Beatlemania ervoor dat Northern Songs een fortuin waard was en volgde de beursgang met uitgifte van aandelen. McCartney en Lennon kregen ieder 15% aandeel in het bedrijf, terwijl James en zijn partner Charles Silver samen 37,5% in handen kregen als voorzitters van het bedrijf. Voor Ringo Starr en George Harrison was er een schamele 0,8% elk, wat voor Harrison de aanleiding vormde om ‘Only a Northern Song’ te schrijven, een vrij onverbloemd statement om zijn teleurstelling aan te geven over de karige deal die hem ten deel viel, in wezen zou hij, als gevolg van de aandelenverdeling, minder verdienen aan de nummers die hij had geschreven dan John en Paul voor die van hen.
Brian Epstein overleed onverwacht in 1967 en de relatie tussen de band en de voorzitters van hun bedrijf verzuurde. Als gevolg daarvan verkochten James en Silver hun deel van het bedrijf begin 1969 aan ATV Music zonder Lennon en
McCartney de kans te bieden om met dat deel een meerderheidsbelang in het bedrijf te kopen.
Het draaide uit op een strijd om de macht en Alan Klein, die op dat moment acteerde als Beatles manager, probeerde het bedrijf nog terug te kopen, later in 1969, maar zijn pogingen werden getorpedeerd door McCartney’s advocaat (en zwager) John Eastman, die aangaf dat Klein het recht niet had om te handelen namens de groep.
Tenslotte verkochten Lennon en McCartney hun aandelen. Als gevolg daarvan moesten zij royalty’s betalen aan het bedrijf voor elke keer dat zij hun eigen nummers wilden spelen.
“Het is irritant dat ik moet betalen om mijn eigen nummers te mogen spelen. Elke keer dat ik ‘Hey Jude’ wil zingen, moet ik betalen,” zei McCartney jaren later in een interview.
In feite ontvangt McCartney weer een deel terug van het geld dat hij moet betalen om zijn eigen nummers te spelen, want hij behoudt zijn recht als songwriter, maar het geld wordt verdeeld tussen de songwriter – of zoals in dit geval songwriters, dus John Lennon (en nu zijn erfgenamen) – en de uitgevers. Zodoende zal McCartney ongeveer 25% terug ontvangen van het geld dat hij zelf heeft betaald. Toch moet het alles bij elkaar verdomde frustrerend zijn geweest.
In 1981 begon McCartney samen te werken met Michael Jackson. Jackson zou McCartney hebben gevraagd om een zakelijk advies, waarop Macca antwoordde dat de manier om geld te verdienen aan muziek, de muziekuitgeverij was. Deze les had hij zelf door schade en schande geleerd, en die hij naleefde, nu hij zelf de auteursrechten had gekocht va n een aantal nummers van andere artiesten.
Jackson ging terug naar huis en vroeg aan zijn advocaat, John Branca, welke muziek catalogussen hij kon kopen. Na een paar kleinschalige aankopen kwam Branca naar Jackson met groot nieuws (zoals de LA Times in 1985 berichtte): De advocaat zei terloops, “Trouwens, de ATV catalogus is beschikbaar.” Jackson keek vragend. Branca voegde er plagerig aan toe, “Daar zitten een paar dingen in die misschien interessant voor je zijn.” “Zoals?”, vraagt Jackson. “Northern Songs,” was het antwoord van Branca. Jackson herkende die naam. “Je bedoelt dé Northern Songs?” “Yeah, Mike ...... the Beatles.”
Jackson maakte een pirouette, sprong in de lucht en schreeuwde het uit. “Maar wacht even,” waarschuwde Branca. “Er zijn meer mensen uit op die catalogus. Het gaat een hele strijd worden.” Jackson antwoordde, “Maakt me niet uit. Ik wil hem.... alsjeblieft.”
In een grappige Australische link naar het verhaal (er zijn een heleboel bijzondere Australische linkjes naar The Beatles – Molly Meldrum hield b.v. het interview met John Lennon toen die zei dat de band uit elkaar zou gaan), schuilt de reden dat ATV Music te koop stond, nl. dat Robert Holmes à Court in 1982 Associated Communications Corporation – de holding van ATV – had aangekocht en nu had besloten om de muziekuitgeverij te verkopen. Jawel, dat is Robert Holmes à Court, vader van Peter. Denk even na, dankzij de Holmes à Court familie werd Michael Jackson eigenaar van The Beatles, en Russell Crowe en James Parker van de Rabbitohs.
Aldus werd Michael Jackson de eigenaar van de complete Beatles catalogus en verdiende hij jaarlijks miljoenen aan de nummers die zijn vriend Paul McCartney had geschreven. En terwijl McCartney eerst vrij nuchter reageerde op de overname door Jackson - “iemand moet ‘m toch krijgen, denk ik maar” – gaf Sir Paul in een interview met David Letterman toe dat de aankoop uiteindelijk het einde betekende van de vriendschap tussen de twee: “Wij kregen ons platencontract in een achteraf straatje in Liverpool toen we 21 waren of zo. En de deal, die hetzelfde, ook al werd dit bedrijf dankzij ons het aller beroemdste – en gigantisch succesvol. Dus ik bleef maar denken dat het tijd werd voor opslag….. Ik heb er met hem over gesproken, maar hij deed net of hij me niet hoorde. Hij bleef maar herhalen, ‘Dat is alleen maar zaken, Paul.’ Snap je. Dus ik dacht, ‘Yeah, dat is zo,’ en wachtte op een antwoord, maar daar kwamen we nooit aan toe…. Het was geen grote ruzie. We zijn daarna eigenlijk langzaam uit elkaar gegroeid.”
Verrassend genoeg, leek Jackson wel een vriendschappelijke relatie te hebben behouden met de andere helft van de familie van het songwriters duo, in de persoon van Lennon’s zoon Sean, die een rol kreeg in Moonwalker, de film van Jackson uit 1988.
Na het overlijden van Jackson kwamen er geruchten dat hij zijn aandeel in ATV Music via zijn nalatenschap had terug gegeven aan Sir Paul, in een postume poging om hun vriendschap te herstellen, hoewel McCartney op zijn website schreef dat dit helemaal niet waar was: “Nu gaat het bericht rond dat ik geschokt ben door de wetenschap dat hij de songs níet aan me heeft nagelaten. Dat is compleet nonsens. Ik had er geen moment aan gedacht dat het eerste bericht waar zou zijn en daarom is het bericht dat ik geschokt ben ook compleet onwaar, dus geloof niet alles wat je leest, mensen!”
Het nawoord bij dit verhaal is dat Sir Paul vanaf 2018 in de gelegenheid komt om een begin te maken met het terug verdienen van zijn ‘verloren’ nummers in de U.S.A. Als gevolg van de Amerikaanse wetgeving m.b.t. auteursrechten kunnen alle nummers die geschreven zijn voor 1978 na 56 jaar worden teruggevorderd door hun originele auteur, dus vanaf 2018 zullen de nummers die McCartney heeft geschreven in 1962 – waaronder ‘Love me do’ – weer van hem zijn, en zal vervolgens de rest van de catalogus beetje bij beetje bij hem terugkomen over een periode van acht jaar….. Op dat moment zal hij 84 jaar oud zijn.
Succes, Macca. Doe in de tussentijd wat je kunt met je geschatte US $ 660 miljoen (AUS $ 834 miljoen).
(Bron: techly.com.au).
(Vert.: Marijke Snel)
Reacties
En dit klopt niet, want Love Me Do Is al van Paul. Dat nummer zit, samen met P.S. I Love You, Please Please Me en Ask Me Why namelijk niet bij Northern Songs, maar bij Archmore & Beachwood ( en dat is al lang geleden door Paul zelf opgekocht). Verder is de aandelenverdeli ng van Northern Songs voor George Harrison de aanleiding om een eigen uitgeversmaatsc happij op te richten, namelijk Harrisongs. 99% Van de Beatlessongs van George zijn daar ondergebracht en zijn zodoende ook geen eigendom van de erven-Jackson. Ook de paar Beatlessongs van Ringo Starr zijn geen eigendom van de erven-Jackson. De Beatlessongs van Ringo zijn namelijk ondergebracht bij zijn eigen uitgeverij Startling Music.
RSS lijst met reacties op dit artikel