Vijftig jaar later kijken we terug op het jaar dat de rock- en popmuziek voor de komende vijftig jaar zou bepalen.
Uitgaande van de Britse hitlijsten van januari 1963, zou het een wilde gok zijn geweest om te zeggen dat het een revolutionair jaar voor de popmuziek zou worden. Waarschijnlijk is de meest innovatieve plaat op dat moment van, van alle mensen, Rolf Harris: Sun Arise, waarvoor producer George Martin, als een voorbode van de soort experimenten waar hij later in het decennium bij betrokken zal worden, acht contrabasspelers aannam om het geluid van een didgeridoo na te doen.
Ergens lager in de Top 20 zijn flikkeringen te zien van het iets dat gaat gebeuren: The Beatles zingen Love Me Do en Phil Spectors Wall of Sound bereikt waarschijnlijk zijn hoogtepunt op Chrystals weergaloze He’s a Rebel. Maar ze zijn gemakkelijk te missen te midden van de overdaad aan crooners - Nat King Cole, Pat Boone, Mel Torme, Frank Ifield die zich jodelend een weg baant door Hank Williams Lovesick Blues - en het geluid van het Joe Loss Orchestra.
Er is een overweldigend gevoel dat de Britse populaire cultuur stervende is. Het lijkt erop dat er niets nieuws gebeurd is sinds 1956, een explosief jaar dat de rock’n’roll naar het Verenigd Koninkrijk bracht - de Angry Young Men, pop art en commerciële televisie daar snel op volgend. De hitlijsten zijn gevuld met postume uitgaven van Buddy Holly en Eddie Cochran en nummers die zo zwaar naar het vorige decennium ruiken dat je ze onwillekeurig bestempelt als producten van de jaren ’50, in plaats van de jaren ’60: Susan Maughans Bobby’s Girl, Brenda Lee’s Rockin’ Around the Christmas Tree, Elvis Presley’s Return to Sender.
Maar tegen het einde van het jaar zijn de hitlijsten haast onherkenbaar veranderd. De top vijf wordt bijna helemaal bevolkt door Britse bands — The Beatles, The Searchers, Gerry and the Pacemakers, The Tremeloes. Niet ver daarbuiten loeren The Hollies, The Rolling Stones en Dusty Springfields I Only Want to Be with You.
De makkelijke verklaring is dat de verschuiving komt door een ding, welke je het allerbest kunt horen op With The Beatles, uitgebracht in november: Britse muzikanten die een poging doen de zwarte Amerikaanse artiesten te kopiëren en daarbij stuiten op een geheel eigen geluid — rauw, opschepperig, uitbundig. Maar de waarheid is meer gecompliceerd. Popmuziek als geheel begon meer stuwkracht te krijgen, daarmee duwend tegen de grenzen van wat het kan bereiken en verbeelden.
BOB DYLAN-A HARD RAIN'S A-GONNA FALL (1964)
Naast The Beatles die door de lens van fotograaf Robert Freeman worden vastgelegd, hun gezichten half in de schaduw, is het andere popicoon Bob Dylan, die tegen de koude optornt in een besneeuwde straat in Manhattan met een meisje aan zijn arm op het album ‘The Freeweelin’ Bob Dylan’. Net als ‘With The Beatles’ van The Beatles is het album ‘The Freewheelin’ Bob Dylan’ een authentiek en brilliant album in een periode waarin popalbums eerder bijzaak dan hoofdzaak waren: ‘Big Girls Don’t Cry’ en’12 Others’ als titel van een album van Four Seasons dat dat jaar uitgebracht werd, werd op onverschilligheid onthaald.
Dit in scherp contrast met het album van Bob Dylan waar originele songs op staan die heel goed het moment beschrijven en tegelijkertijd tijdloos zijn — ‘Blowin’ in the Wind’, ‘Masters of War’, ‘A Hard Rain’s gonna Fall’, Don’t Think Twice’, ‘It’s Alright’.
Elders, begint Motown aan zijn strijd: en als dit niet had gewerkt wat hadden we dan moeten doen met The Supremes, die hun ding deden in juni en ‘(The man with the) Rock and Roll Banjo Band’ uitbrachten, en ook ‘Martha and the Vandellas’Heatwave’, ‘Can I Get a Witness’ van Marvin Gaye, ‘Fingertips’ van Stevie Wonder brachten nummers uit. Brian Wilson schreef en nam de productie op zich van drie albums van The Beach Boys in amper 1 jaar tijd. Dit helse werkritme maakte hem bijna gek en zo onstond op het tweede album ‘Surfer Girl’ het nummer ‘In My Room’, een ballade die de opstap was en het begin van de Pet Sound, wanhopige melancholie en een schreeuw naar eenzaamheid waren de eertse tekens dat het niet zo goed ging met de architekt van Amerika’s meest populaire groep.
Vandaag is het moeilijk te geloven dat deze platen gemaakt werden voor een tienerpubliek en een ware schokgolf veroorzaakten, hun impact is al 50 jaar alomtegenwoordig. Dit vertelt veel van hoe ver hun invloed reikte en wat het effect was tijdens die halve eeuw, wij leven nog steeds in de wereld die zij voor ons creëerden.
(bron: guardian.co.uk)
(vert: Laura Alblas — Janien Nuijten-Colans)