Paul McCartney is het soort artiest dat al zo lang meedraait dat hij door de jaren heen naar verschillende stijlen heeft teruggegrepen.
Maar van alle stijlen waar hij naar heeft teruggegrepen en waartoe hij zich volgens het publiek voornamelijk zou moeten beperken, wordt zijn werk ‘Flaming Pie’, uitgebracht op 5 mei 1997, gekenmerkt als ouderwets Beatlesque McCartney, tegelijkertijd indringend en overtuigend.
Naar verluidt vond de opname plaats in de nasleep van de productie van de TV-serie en de c.d.’s van de 'Beatles Anthology', toen McCartney de studio inging met ELO's Jeff Lynne en was hij uit op een eenvoudige, onvervalste poprockplaat zonder overproductie of studiobedrog. Met Lynne, die werd vergezeld door Beatles producer George Martin, is het maar de vraag of er ooit iets 'eenvoudig en onvervalst' zou kunnen zijn, hoewel de werkwijzen nog steeds grotendeels gebaseerd zijn op de klassieke gitaar/bas/drums sjabloon van de authentieke rock.
Maar zelfs als de nummers af en toe een beetje teveel aangezet worden - luister maar eens naar Martin’s overdadige arrangement voor snaarinstrumenten op 'Somedays'- wordt er heel weinig aan de knoppen gedraaid of gebruik gemaakt van vocale meersporenopnames. 'Flaming Pie' onderscheidt zich als een deskundige, schitterende reeks songs waarin we McCartney tegenkomen op een van de vele introspectieve momenten tijdens zijn solocarrière, een momentopname van een man die door zijn eigen legende zowel bevrijd is als beperkt wordt.
Dat is de weg die McCartney inslaat op zijn beste solo-uitstapjes: hij wisselt tussen een soort van sentimentele (maar overtuigende) pop, die hem zo’n slechte naam als Beatle opleverde, en neigt vreemd genoeg (maar overtuigend) naar voorzichtige experimenten en alternatieve genres met als doel om na al die jaren iedereen op de een of andere manier te laten geloven dat hij de avontuurlijke Beatle was en niet John Lennon.
De plaat opent dus met een nostalgische trip voor zestigers in 'The Song We Were Singing', zogenaamd over de relatie tussen McCartney en Lennon, maar ook een mooie, pijnlijke, schaamteloze liefdesbrief aan iedereen die ooit een deel van de jaren zestig of begin jaren zeventig sigaretten bietsend doorbracht, pratend over oude opnames van Chuck Berry. Het gaat daarna meteen over in de schitterende single 'The World Tonight,' met die onheilspellende gitaarrif en teksten die duistere samenzweringen suggereren, borrelend onder de oppervlakte van de moeiteloze schittering van de popmuziek: 'Ik hoorde je luisteren naar een geheim gesprek / Je huilde / Je probeerde je niet te laten horen. '
Er staat popmuziek op met surrealistische teksten, ondersteund door de piano (het titelnummer), blues die begeleid worden door krachtig gitaarspel ('Used to be Bad') en uiteraard sentimentele muziek ('Beautiful Night'). Met andere woorden: het heeft alles wat Paul McCartney te bieden heeft en dat komt neer op een geheel dat vele malen groter is dan de som der delen. Zoals de Walrus zelf zegt: 'Het is potverdorie het ‘Flaming Pie' album, schei uit zeg!'
(bron: ultimateclassicrock)
(Vert.: Linda Weller)