Een contract van 1965 voor een optreden in Californië onthult dat de band elektriciteit, water en geüniformeerde politie eiste.
De overeenkomst toont zowel de politieke gevoeligheden, als de relatief bescheiden persoonlijke behoeften van The Beatles.
In de documenten die werden opgesteld voorafgaand aan een concert in het Cow Palace in Daly City, Californië, in 1965, wordt bepaald dat de groep niet zal spelen voor een 'gescheiden publiek', dus enkel voor een gemengd publiek.
Het vereist ook dat er moet gezorgd worden voor 'niet minder dan 150 geüniformeerde politieagenten voor bescherming' en een 'speciaal drumplatform voor Ringo [Starr]'.
De eisen voor hun accommodatie lijken veel minder veeleisend dan die van veel artiesten van nu. 'De band eist elektriciteit en water', staat er in het contract en er wordt nog aan toegevoegd: 'In alle kleedkamers van The Beatles, moet de organisator ook zorgen voor vier bedden, spiegels, een ijskoeler, een draagbare televisie en schone handdoeken.'
De documenten werden ondertekend door de manager van de band, Brian Epstein en zullen naar verwachting rond de $ 5.000 (3.170 ponden) opbrengen.
Ze worden geveild door Nate D Sanders Veilingen in Los Angeles, op 20 september.
(Bron: guardian.co.uk)
(Vert: Janien Nuijten-Colans)