Vijfenveertig jaar geleden, in het voorjaar van 1966, toen het swingende Londen en zijn kleurrijke inwoners de aandacht trokken, trok een deel van een pas verschenen interview met John Lennon de aandacht van de uitgevers van een Amerikaans tienerblad.
Een snelle ineenstorting van het complexe imago dat het management van de Beatles, de media, de fans en ook de muzikanten zelf hadden opgebouwd volgde, en zette een aaneenschakeling van duistere krachten in werking.
Na een korte promotietournee eind 1965 (waarover de Britse media hadden geklaagd dat ze de Fab Four niet konden benaderen), namen de Beatles tijd om hun repertoire te verfrissen en vernieuwen. Lennon trok zich in apathie terug in zijn buitenhuis in Weybridge in Surrey, totdat journaliste en vriendin Maureen Cleave zijn dagdromerij kwam verstoren. Cleave had alle Beatles geïnterviewd voor een aantal karakterschetsen in de Londense Evening Standard en de spraakzame Lennon had uitgebreid zitten praten over verschillende onderwerpen, variërend van ‘lunch’ tot godsdienst. Tijdens het grootste gedeelte van het gesprek had de Beatle zich beklaagd over zijn steeds groter wordend aantal nutteloze bezittingen (zoals bijvoorbeeld een gorillapak), zelfs terwijl hij ze liet zien, en vertelde dat hij niet lang meer zou blijven wonen in deze buurt van effectenmakelaars, zakenlieden en landgoederen. Op muzikaal gebied was hij weg van Indiase muziek en hij liet de journaliste een plaat horen, totdat hij tot z’n verdriet moest concluderen dat ze geen interesse of waardering voor deze kunstvorm had: 'Je luistert niet, hè? Dit is geweldig, dit, helemaal te gek.'
Hij liet dat onderwerp verder rusten, en begon over de boeken die hij had gelezen. In het artikel beschrijft Cleave de uitgebreide boekenverzameling van Lennon, zijn interesse in geschiedenis (waaronder koningin Boadicea en de Kelten), en in het bijzonder in de religieuze geschiedenis. Wat hij had gelezen over de verschillende vormen van het geloof van de mensheid in het heilige gaf hem inzicht in hoe bepaalde visies door de jaren heen opkwamen en weer verdwenen. In het bijzonder had hij het idee dat het christendom, net zoals andere religies, goede ideeën had gebracht, maar dat het ooit ook weer door iets anders zou worden vervangen. Daardoor, beweerde Lennon, 'zal het christendom verdwijnen… het zal kleiner worden en in rook opgaan.' Om deze woorden kracht bij te zetten, voegde hij eraan toe dat op dit moment de Beatles 'populairder dan Jezus waren.' Na er even over nagedacht te hebben, merkte hij op dat zelfs de rock ‘n’ roll zou verdwijnen.
Zijn opmerkingen verbaasden zijn vrienden nauwelijks. In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog had hun generatie het bestaan van een oppermachtige godheid openlijk betwist, net zoals ze soms exotische alternatieven hadden verwelkomd. De opkomst in Britse kerken was in de naoorlogse jaren dramatisch gedaald en in de jaren zestig vochten deze diensten een verloren strijd met sport en bioscopen. De Beatles hadden zich een humanistisch wereldbeeld gevormd door gesprekken tijdens hun studententijd in Liverpool en de discussies met existentialistische studentenvrienden in Hamburg. Tienerfans in Noord Amerika, in het bijzonder in het zuidelijk deel van de Verenigde Staten, hadden een meer simpele en kortzichtige kijk op religie.
Marktonderzoekers en het management van The Beatles hebben lang ingespeeld op de naïviteit van het publiek en The Beatles maakten gewoon deel uit van het spel. Vanaf het prille begin van zijn relatie met de band, heeft manager Brian Epstein gezocht naar vormen, middelen om hun imago, door middel van kleding en optredens, in de media te krijgen. In de films ‘A Hard Day’s Night’ en ‘Help!’ werden The Beatles afgeschilderd als knotsgekke komedianten die er op los ravotten in een wereld waar flirten gelijk staat met seks en alleen afwijkende religie de problemen kan oplossen. En als deze film van de band elke diepgang vermeed, dan werd dit door de tekenfilmserie, die uitgebracht werd op 25 september 1965, nogmaals bevestigd. Dus elke fan kon met een propere lei beginnen en zijn of haar eigen interpretatie geven aan het beeld van The Beatles en ze konden fantaseren over de band die kwam spelen op het feestje van de laatstejaars of hen bezoeken op een verjaardagsfeestje. Alles was mogelijk.
Bijna vanaf het begin van Beatlemania, gebruikten politici het polysemische imago van The Beatles om hun eigen voordeel te halen, ze lieten de band paraderen door steden en ze te toonden ze op balkons. Religieuze leiders werden op dezelfde wijze ingezet als The Beatles om zo parochianen en zieltjes te winnen. De Beatles zelf waren zich hier van bewust en ze waren medeplichtig aan de klucht, ze beschermden hun priveleven en zichzelf in persconferenties. Het was beter de gek uit te hangen dan om tijdens een interview te vertellen wat je echt dacht. Soms viel dat masker wel eens af zoals bij een doordachte Lennon, die vraagtekens plaatste bij de waarde van zijn bevoorrechte bestaan en de goddelijkheid van Jezus.
Later die zomer, op de vooravond van de Amerikaanse tour van The Beatles, publiceert het tiener magazine Datebook fragmenten van het interview, en plaatst de quote 'Ik weet niet wat er het eerste zal verdwijnen, rock 'n' roll of het Christendom' op de cover als link naar het artikel binnenin. Al heel snel, zagen twee radiostations in Zuid-Amerika de grootse mogelijkheden in marketing die deze uitspraak hen bezorgde en de Beatlesplaten werden geboycot en dit werd kenbaar gemaakt op grote displays. Aanvankelijk, had de wervelende storm die er was rond de uitspraak van Lennon het beoogde effect en werd de aandacht gericht op de zelfingenomen conservatieven die Beatlesplaten in brand staken. Dit alles deed denken aan de boekenverbranding in nazi-Duitsland. Meer serieus, leden van de Ku Klux Klan verstoorden voorstellingen en dreigden met geweld, wat manager Brian Epstein razend maakte en The Beatles zelf niet konden geloven. Lennon gaf de indruk van een hert dat in helverlichte koplampen keek, en op een persconferentie in Chicago op 11 augustus probeerde hij de pers, die bloed rook, aan zijn kant te krijgen door te zeggen: 'Ik weet nog steeds niet helemaal wat ik heb gedaan.'
Jaren later, zou het ergste geschieden wat kon gebeuren, een gestoorde schutter vermoord Lennon, deels door hoe Datebook met enige sensatiezucht, had geschreven over de muzikant en zijn opmerkingen over religie. Net als in andere recente voorbeelden, wordt mensen een rad voor de ogen gedraaid en de interpretaties van de werkelijkheid worden tot haat in de hoofden van de goedgelovigen gevormd die wellicht weinig schuldgevoel kennen.
(Bron: Gordon Thompson / blog.oup.com
(Vert: Liesbeth te Boekhorst, Janien Nuijten-Colans)