Opnameveteraan Richard Langham sprak onlangs voor de eerste keer over zijn ervaringen als Tweede Ingenieur bij vele van de eerste opnames van The Beatles, waaronder hun eerste album.
Hij sprak tijdens BeatExpo in Connecticut — een Beatles-evenement dat al vanaf de jaren ’80 wordt gehouden — en dat werd geïnitieerd door schrijver Jude Southland Kessler. Soms ging het gesprek teveel in op details, maar toch kreeg men een kijkje in het leven in Studio Number 2 aan Abbey Road. De minzame Langham had veel fascinerende verhalen en observaties. Hieronder lees je een deel van zijn opmerkingen, een klein beetje aangepast om het lezen te vergemakkelijken:
Over hoe hij Tweede Ingenieur werd
Ik was op het juiste moment op de juiste plek en sprak met de juiste persoon. Ik was van school gegaan en monteur van typemachines geworden. Vandaag de dag zou ik niet meer nodig zijn geweest omdat er geen typemachines meer zijn! Zo’n zes jaar daarna ontmoette ik iemand in een cafe in Londen, ik was namelijk altijd in het West End, en hij vroeg wat voor werk ik deed. Ik vertelde het aan hem en voegde eraan toe: 'Maar ik ben op zoek naar ander werk waarbij ik wat overwerk kan doen en wat meer geld kan verdienen.' Hij zei: 'Waarom word je geen opname-ingenieur?' en ik zei: 'Ja waarom niet?'.
Hij was net vertrokken bij EMI en overgestapt naar commerciële televisie. Dus ik schreef naar EMI en zij nodigden me uit voor een gesprek. Ik ging en alles wat ze wilden weten was of ik de lagere school had gedaan, goed kon praten en een lamp kon vervangen. Toen ik de volgende dag thuiskwam, lag er een brief: ‘Kun je maandag beginnen?’ Dat is nog eens geluk hebben dat je net op dat moment op die plek met die persoon praat. Je zult merken dat zoiets iedereen overkomt of al overkomen is.
Het werk van de Tweede Ingenieur ontwikkelde zich met de tijd, maar over het algemeen betekende het dat we ervoor zorgden dat de artiest zeer tevreden was en geen wensen meer had. We zetten de microfoons klaar en hielden de lijsten bij van alle ‘takes’ die werden gedaan. Alles werd getimed, dus als er een valse start of een fout was, werd alles vastgelegd omdat de producers konden zeggen: 'Dat was goed, behalve de middelste acht — hebben we dat nog van een andere ‘take’?' Dan kon ik zeggen of het paste of niet en anders konden we een nieuwe ‘take’ doen.
Dus ik hield een zeer precieze lijst bij van alles wat die dag werd opgenomen en als iemand een fout maakte, kon je die lijst gebruiken om de fout te herstellen. Tegenwoordig zouden ze alles wissen, maar wij bewaarden alles. Dat was het vak van Tweede Ingenieur. We zorgden er trouwens ook voor dat er thee was, koekjes en alles wat de artiest nog meer wenste.
Over de ontmoeting met de Beatles op 11 februari 1963 (de opnamedag van hun eerste album)
Nou, het was een koude dag en ik kende geen van hen. Ik moest zelfs aan Norman Smith, de geluidstechnicus, vragen: ‘Wie zijn ze? Wie is wie?’, dus stelde hij me voor en zo. Ze waren erg zakelijk, en ze waren net terug in Londen van een optreden de avond ervoor. Maar ze waren tof, zoals elke groep die kwam om nummers op te nemen.
We hielpen ze met het naar binnen dragen en opzetten van hun apparatuur. Omdat ze steeds door het hele land reisden en hun versterkers anders misschien kapot zouden gaan, zat er geen achterkant aan, weet je, het waren alleen de boxen met de speakers. En terwijl ik ze aan het plaatsen was, keek ik of er rommel in zat, en er lagen velletjes papier in, die ik er uit haalde. Het waren briefjes die meisjes naar ze op het podium gooiden — er stond op ‘Speel dit alsjeblieft, speel dat alsjeblieft, dit is mijn telefoonnummer’. Ik denk dat ze ze lazen en dan weggooiden in de versterker, al die briefjes daar!
Richard Langham vandaag over de opnametechnieken van die tijd:
Het was tweesporen. We deden stereo en gingen dan over naar mono, dus we namen stereo op maar er waren ook mono-opnames, want normaalgesproken werden de singles mono uitgegeven. Uiteindelijk werden het dubbele sporen zodat we de mogelijkheid hadden om achteraf te monteren. Nou was het in die dagen zo, zoals je weet, dat er nog geen Dolby was, dus je kon maar een beperkte tijd monteren. (Studio) Nummer 2 had maximaal vier sporen beschikbaar, en we konden verschillende sporen op een spoor zetten, maar je moest er wel mee uitkijken, je probeerde alles bij elkaar te krijgen in een opname.
Over de bijdragen van producer George Martin:
Oh, ik denk dat er heel wat aan George te danken is. Hij ging bij ze zitten — iedereen kent die foto’s van hem op een kruk en met hen om hem heen — en dan namen ze door wat ze gingen doen. Dan stelde hij voor of hij bijvoorbeeld strijkers in kon zetten, of een piano of iets dergelijks, en dat was allemaal zijn idee. Ik heb hem ooit horen zeggen: ‘Als jullie morgen allemaal dood zouden zijn, heb ik niks om uit te geven, jullie moeten wel wat opnemen’. Dat was zo ongeveer in 1964.
Over geluidstechnicus Norman Smith:
Hij was zozo. Nee, daar meen ik helemaal niks van: hij was ontzettend aardig! Hij accepteerde van niemand gelul. Hij wist waar hij mee bezig was en was zeer solide, en hij zorgde goed voor z’n mensen. Norman en ik gapten vaak sigaretten van Ringo. In die tijd hadden we geen geld, en dan gingen we zijn microfoon bijstellen als hij er niet was. Z’n sigaretten lagen dan op het drumstel. We haalden dan de sigaretten uit het pakje, maar gelukkig had hij het nooit in de gaten!
(Bron: prosoundnews.com)
(Vert.: Ellen Clement en Liesbeth te Boekhorst)