Wie was toch die ouwe vent die begin dit jaar meespeelde op Kanye Wests single Only One? Paul McCartney? Nooit van gehoord.
"Wat tof van Kanye dat ie zo"n man een podium geeft," twitterden onwetende fans goedkeurend. Je kunt het die zeventienjarigen niet echt kwalijk nemen dat ze de Beatlescatalogus niet kennen, maar toch stemt zoiets treurig. Niet dat het "Macca" zelf veel zal kunnen schelen, want die houdt al sinds het uiteenvallen van The Beatles monter het muzikale hoofd boven water en kneedt zijn liedjes al decennia behendig naar de tijdgeest, zonder al te veel modieuze knievallen te maken.
Macca's muziek, het kan niet vaak genoeg worden gezegd, is tijdloos. Geen wonder dus dat artiesten als West en Rihanna met hem wilden werken. Toch is het vreemd dat veel solowerk van McCartney wat onderbelicht is gebleven of, onterecht, werd afgeserveerd als mierzoet sentiment. Gelukkig is er wat dat betreft het fenomeen van de "deluxe reissue", en schijnen de spotlights ineens weer op Tug of war (1982) en Pipes of peace (1983); respectievelijk één van zijn beste en één van zijn wisselvalligste soloalbums.
Tug of war, bij de oorspronkelijke release al een hit, heeft zich in het collectieve geheugen genesteld als het album waar Ebony and ivory op staat: zijn tandglazuurversplinterende duet met Stevie Wonder dat na 35 jaar, hoe simpel en sentimenteel ook, nog steeds staat als een huis. Dat geldt ook voor de rest van het album, dat bijna net zo indrukwekkend rijkgeschakeerd is als The white album van The Beatles uit 1968.
De onversneden pracht van Here today waren we natuurlijk niet vergeten: zijn rijkelijk met Yesterday-strijkers overgoten akoestische ode aan John Lennon zoals alleen hij die kan schrijven. Maar andere nummers wel: het melancholieke Somebody who cares, de synthesizerfunk van die andere samenwerking met Wonder, What's that you're doing, en de mysterieuze, nerveuze groove van het geweldige Dress me up as a robber.
Opvolger Pipes of peace is vele malen wisselvalliger, naar verluidt vanwege de druk om zo snel mogelijk na Hornet nieuw werk te komen. Dat hoor je er aan af. Het titelnummer is geslaagde McCartney-schmaltz: inclusief de schaamteloze inzet van kinderkoren en dwarsfluiten. Prijsnummer blijft het beschaafd funkende Say, say, say: zijn hit met Michael Jackson die onderstreept hoe vruchtbaar hun combinatie eigenlijk was (McCartney trad op zijn beurt op op Jacksons klassieker The girl is mine). Jammer dat hun The man iets minder geïnspireerd klinkt, net als de rest van het album, dat aardig is, maar te veel leunt op dunne jarentachtigarrangementen en ruggengraatloze midtempopop.
Op de bonusschijven genoeg demoversies en interessante B-kantjes als het akoestisch stuiterende Rainclouds en een heerlijk verkeerde Miami Vïce-ballad (inclusief glijmiddelgladde saxsolo) in de vorm van Twice in a lifetime. Goed bedacht is ook de "2015 remix"van Say say say: frisser, strakker, en met meer Michael Jackson. Het is niet alles goud wat er blinkt, vooral in het geval van Pipes of peace, maar heerlijk krenten pikken is het zeker.
(Bron: Het Parool - Hans van Lissum)