Hij wist The Stones voor zich in te winnen en charmeerde ook drie van de vier Beatles.
Allen Klein was manager van hen allemaal, gedurende een deel van hun carrière, en dat maakt hem een van de meest opvallende geldmagnaten in de geschiedenis van de muziekindustrie. Tot de verschijning van het geestige, roddelachtige en op uitstekend onderzoek gebaseerde nieuwe boek van Fred Goodman echter, kende niemand het hele verhaal achter de man.
‘Allen Klein: The Man Who Bailed Out The Beatles, Made The Stones and Transformed Rock ‘n’Roll’ (‘Allen Klein: De Man Die The Beatles Redde, The Stones Maakte en Rock ‘n’ Roll Hervormde.’ Uitgeverij Houghton Mifflin Harcourt, $ 27) vertelt het verbazingwekkende verhaal over hoe het onderwerp ervan het voor elkaar kreeg om de top artiesten van dat moment voor zich in te nemen met een formule die hen verrijkte en hem tegelijkertijd nog veel meer.
Niet geheel onbelangrijk was dat Klein zijn artiesten niet ontwikkelde vanaf het begin. Zijn werkwijze behelsde het najagen van gevestigde sterren die werden onderbetaald door hun platenmaatschappijen. Daar zowat elke muzikant zich in de topjaren van Klein (60’s en 70’s) in die ongelukkige positie bevond, vonden zijn roofzuchtige methoden meer dan genoeg slachtoffers.
Tijdens zijn regeerperiode managede Klein Sam Cooke, Bobby Vinton, Donovan en The Kinks, naast Jagger en co. en alle Beatles op Sir Paul na (McCartney koos de zijde van zijn schoonvader, John Eastman).
Goodman, die daarvoor ‘The Mansion on the Hill’ had geschreven, dat de opkomst en neergang bestudeert van de rock industrie in de 60-er en 70-er jaren, kreeg volledige medewerking van de nog levende familieleden van Klein.
In zijn dankwoord verklaart hij dat wat hij heeft ontdekt “mogelijk Klein’s familieleden niet blij zal maken.” Maar het lijkt er op dat hij dat niet in de weg heeft laten komen van zijn verhaal.
Tussen de gewrochten, geeft Goodman royaal hoog op over het briljante zakeninstinct en de vechtlustige besluitvorming van Klein. Klein bewees te beschikken over veel meer kennis en inventiviteit dan de eerste hoeder van The Stones, Andrew Loog Oldham – iets wat de laatste zonder aarzelen zou toegeven. Het verhaal over Oldham beslaat een groot deel van het boek, niet alleen door de doorslaggevende switch van The Stones, halverwege de 60’s, naar de stal van Klein, maar ook door de lopende relatie tussen de band, Oldham en ABKCO, het bedrijf van Klein.
Het is een bewijs van de vooruitziendheid van Klein en zijn vasthoudendheid, dat ABKCO al het werk van The Stones uit de tijd voor ‘Sticky Fingers’ voor eeuwig in eigendom heeft. Het is een voorbeeld van de vele situaties die worden geschetst in het boek, die aantonen dat er geen ontkomen was aan de klauwen van Klein, zelfs na zijn dood.
Goodman levert prima werk met zijn gedetailleerde weergave van Klein’s wezenlijke strategie. Hij was geniaal in het uitleggen aan niet-zakelijk aangelegde muzikanten hoe de platenmaatschappijen geld verdienden over hun rug door goedkope royalty contracten. Hij beloofde hen miljoenen en maakte dat waar. Tegelijkertijd sloot hij zijn eigen, rechtstreekse contracten met de platenmaatschappijen – wat betekende, in het geval van The Stones, dat hij uiteindelijk tot vijf keer zoveel betaald zou kunnen krijgen dan Jagger ( volgens de eigen berekening van die ster).
Geen wonder dat Oldham hem ‘Allen Crime’ ging noemen.
Uitweiden over contracten, percentages en deals kan langdradig zijn, maar Goodman maakt het zo spannend om te lezen als het seksleven van een artiest. Het boek barst van de fantastische inside intriges, maar dan in de sfeer van een financieel schaakspel en niet de gebruikelijke verhalen over drugs of andere uitspattingen. Er zijn wel vele sappige verhalen over de totstandkoming van George Harrison’s All Star ‘Bangladesh’ concert in 1971, dat model stond voor alle liefdadigheid concerten sinds. Het was een hype dat iedere artiest in de show in NewYork gratis optrad. Maar Ravi Shankar stond er op dat hij betaald werd en de songwriters doneerden hun royalty’s ook niet. Ook Phil Spector, die samen met Harrison de albumversie van het concert produceerde, streek $ 50.000 op voor zijn inbreng.
Sommige verhalen uit het boek zijn al eerder beschreven, in boeken zoals ‘You Never Give Me Your Money’, de briljante beschouwing van de financiën van The Beatles door Pete Doggett. Maar toch levert het merendeel van Goodman’s werk nieuwe informatie op.
Uiteindelijk waren veel sterren woedend , als ze het spel van Klein door hadden. Nadat John Lennon was overleden en Klein Yoko Ono ging condoleren, zei zij recht in zijn gezicht: “Jij had in zijn plaats moeten sterven.”
Desondanks kwam Ono naar zijn begrafenis, toen Klein zelf kwam te overlijden in 2009. Zoals veel artiesten, begreep Ono dat Klein geschiedenis had gemaakt door de financiële relatie tussen artiest en platenmaatschappij in een nieuw evenwicht te brengen in het voordeel van de eerstgenoemde. De consequenties daarvan kregen een immense impact op de carrières, en daarmee ook op sommige muzikale besluiten, van de allergrootste artiesten van de moderne tijd. Goodman komt de grote eer toe dat hij dit proces gedetailleerd uiteenzet op diverse manieren, zowel humoristisch als pijnlijk.
(Bron: nydailynes.com)
(Vert: Marijke Snel)