Paul McCartney is 72. Alleen zijn rimpels verraden die leeftijd.
Recent werd hij in het centrum van Manhattan in zijn kantoor geïnterviewd. Hij lijkt nog steeds net zo jongensachtig en lichtvoetig als toen hij optrad in “The Ed Sullivan Show” enkele tientallen jaren geleden. Zijn manier van doen is informeel, hij oogt slank en draagt jeans en een strakke sweater.
Hij is nog zo jong van geest, dat hij het idee voor een autobiografie zal afdoen als een project voor de zeventiger jaren, waarin hij over zichzelf vertelt.
Herinneringen vind je in zijn moderne en lichte kantoor: een zwart-wit foto met zijn overleden vrouw, Linda en abstracte schilderijen van zijn overleden vriend Willem de Kooning. Hij is hier nu om het heden te presenteren: hij completeerde een niveau van “Destiny”, een game voor dePlay Station en de Xbox. Het uitgangspunt was intrigerend; hij is niet zo bedreven in het spelen van games als in het lezen van bladmuziek (veel rocksterren kunnen dat niet) en hij schreef de eindtune voor de game, “Hope for the Future” , een ballad die zijn blik op de toekomst weergeeft.
“Toen ik de game zag, dacht ik dat er toch hoop is voor de toekomst. Ik zal iets schrijven dat deze kant van de game benadrukt.” Het schrijven van songs in opdracht doet McCartney veel vaker. Zo componeerde hij de soundtrack voor een film “The Family Way’(1966). Hij houdt van de uitdaging iets te creëren voor een bestaand verhaal. Hij ziet dat als het oplossen van een kruiswoordpuzzel.
Een van zijn meest favoriete uitdagingen was het componeren van de titelsong voor de James Bond thriller “Live And Let Die” (1973), dat hem een top vijf hit opleverde. “Het is als het schrijven van “Live And Let Die”. Hoe ga ik het nu weer componeren? Ik kan niet zomaar de titel veranderen. Ik kan niet zeggen: ik ga een song schrijven met de titel “Live And Let Fish”. Dat is niet interessant. OK, je kunt zeggen “live and let live.... Maar je gaat uit van een hypothese.”
Niets persoonlijks
McCartney is geen componist en schrijver over zijn eigen leven, zoals John Lennon was. De songs van Paul McCartney gaan steeds over het overbrengen van een stemming, een gevoel en minder over zijn eigen leven. Hij voelt zich comfortabel in een song als “Hope For The Future”. Zo ook wanneer hij zijn vertrouwen uitspreekt in “I Believe in Yesterday” of wanneer hij over een eenzame oude vrouw zingt in “Eleonar Rigby” of over de tekst van “Silly Love Songs”.
Dikwijls gebruikt hij sociale toestanden, althans dat probeert hij. Zo dacht hij in “Blackbird” aan de burgerrechtenbeweging in de zestiger jaren. Ook probeerde hij een song te schrijven over de politiemoorden in Ferguson, Missouri en New York.
“Pas geleden dacht ik aan al die protesten in New York en in de rest van het land. Ik dacht het zou mooi zijn om daar iets voor te schrijven, om met mijn stem al die duizenden mensen te steunen die door de straten lopen,” zei hij. “Ik heb erover doorgedacht, en het kwam niet vanzelf. Maar ik geef niet op, makkelijk was het niet, terwijl het me soms met andere emoties zo makkelijk af gaat.”
Terwijl hij altijd een Beatle zal blijven in de harten van miljoenen, staat hij open voor alle momenten. Hij verstuurd tweets nu en dan en stuurt mailtjes naar zijn vrienden, hoewel de fijne kneepjes van Spotify aan hem voorbij gaan ( daar zijn advocaten voor). Sam Smith is een van zijn favoriete jonge zangers, en kortgeleden bezocht McCartney een concert van Jay Z/Kanye West, hij vond het geweldig en waardeerde hun tekst als “moderne poëzie.”
McCartney gaat vaak naar zijn geboortestad Liverpool, waar hij mede oprichter was van het ‘Liverpool Institute for Performing Arts’ op de plaats waar hij en George Harrison als jongens naar school gingen. En hij houdt contact met zijn familie en voormalige medewerkers, houdt van lokale roddels en heeft plezier met Beatles producer George Martin.
Dierbaren spreken hem vanuit het hiernamaals. McCartney herinnert zich vaak de uitdrukkingen van zijn overleden vader, zoals “Get stripped, you’re on next” ( Kleed je uit, je moet op), wat betekende dat een gast zijn jas uit moest doen. Terwijl hij aan een song werkt — er komen constant melodieën voorbij — roept hij soms de geest van Lennon op.
John is de rechter
“Ik zie mezelf weer samen met John in een kamer, en ik denk over een songtekst, ‘Nee dat is niks.’ En ik stel me voor dat hij zegt, Nee, dat kan niet.’ Dus ik gebruik hem als een soort rechter voor waar ik mee bezig ben,” vertelt hij.
Geschiedenis — De Beatles, Engeland, kindertijd — het achtervolgt hem overal, of het nou in het Witte Huis is tijdens een party waar de kinderen van vrienden van de Obama’s net zo enthousiast doen als de ouders, of tijdens een verjaardagsfeestje in Tokio voor zijn vrouw, Nancy Shevell. Er was een optreden van coverbands van Queen en de Beatles.
“Ik kreeg het even te kwaad toen we daar zaten — het zou de alcohol geweest kunnen zijn,” zei jij. “En ik dacht , ‘Oh God.’ De kracht van de Britse muziek drong ineens tot me door. Helemaal aan de andere kant van de wereld, in Japan, brachten deze gasten de nummers van Queen en anderen die van de Beatles. Ze deden ze geweldig na. Ze hadden zelfs het orkest gedeelte van ‘I Am the Walrus.’ Ze spreken misschien de taal niet zo goed, maar de nummers deden ze erg mooi.
“Ik zou moeten weten dat we dat effect hadden, omdat het historisch bewezen is. Maar het dringt niet altijd zo tot me door zoals op die avond. Ik had tranen in m’n ogen, echt waar, wat ik niet zou moeten hebben bij een coverband van Queen.”
(Bron: newsday.com)
(Vert.: Trix van Twist en Toine Gribling)