Dit is de column die op 9 december 1980 (Amerikaanse tijd) werd geschreven door Jimmy Breslin, over het moment waarop politieagenten de legendarische Beatles zanger gewond vonden en hem achterin een dienstwagen naar Roosevelt Hospital brachten, terwijl zij al die tijd niet wisten wie hij was.
Die zomer in Breezy Point, toen hij 18 was waren The Beatles op de radio aan het strand tijdens de warme dagen en op de radio tijdens de avonden in de Sugar Bowl en Kennedys. Hij was jong en hij liet zijn haar groeien en er waren meisjes en het was het belangrijke deel van het leven. Vorig jaar zag Tony Palma zelfs Beatlemania.
En gisterenavond, op de leeftijd van 34 jaar, zat hij in een dienstwagen op de hoek van 82nd Street en Columbus Avenue toen er een oproep kwam over de radio: "Man neergeschoten, 1 West 72 Street."
Palma en zijn partner, Herb Frauenberger, haastten zich door de straten van Manhattan naar een adres dat ze kenden als een van de beroemdste woningen in het land, de Dakota appartementen.
Een andere auto was er net voor hen en toen Palma uitstapte, zag hij de agenten die een man tegen het gebouw aanduwden om hem handboeien om te doen.
"Waar is de neergeschoten man?" vroeg Palma.
"Achter," zei een van de agenten.
Palma liep door de hekken naar de binnenplaats en het kantoor, waar een man in een rood shirt en een spijkerbroek met zijn gezicht naar beneden op de vloer lag. Palma rolde de man om. Er kwam bloed uit zijn mond en het liep over zijn hele gezicht. Zijn borst was nat van het bloed.
Palma pakte zijn armen en Frauenberger pakte zijn benen. Ze droegen de man de straat op. Iemand zei dat ze hem in een andere dienstwagen moesten leggen.
Jim Moran's dienstwagen stond te wachten. Moran komt uit de South Bronx en hij was grootgebracht met Tony Bennett in de jukeboxes. Toen hij agent werd in 1964, moest hij de Beatles bewaken in hun hotel. Meisjes gilden en duwden en Moran lachte. Toen was het een en al lol.
Nu gaf hij gehoor aan de oproep 'Man neergeschoten, 1 West 72nd Street'. Jim Moran, een 45-jarige politieman kwam aanrijden bij het Dakota en Tony Palma en Herb Frauenberger legden een bebloede man op de achterbank.
Toen Moran wegreed, hoorde hij mensen in de straat schreeuwen: "Dat is John Lennon!"
Moran reed samen met Bill Gamble. Toen ze door de straten naar Roosevelt Hospital reden, keek Moran op de achterbank en zei: "Ben jij John Lennon?" De man achterin knikte en kreunde.
Op 72 Street zei iemand tegen Palma: "Neem de vrouw mee." En een trillende vrouw, de vrouw van weer een slachtoffer, ging achterin zitten terwijl Palma naar Roosevelt Hospital reed. Ze zei niets tegen de twee agenten en zij zeiden niets tegen haar. Moord is geen kwestie van praten.
Jim Moran, met John Lennon achterin, praatte in zijn radio terwijl hij naar het ziekenhuis reed. "Zorg dat er artsen klaar staat bij de EHBO." zei hij. Toen hij het ziekenhuisterrein opreed, stonden ze hem op te wachten met een brancard. Terwijl Lennon door de deuren naar binnen werd gereden, waren de dokters al met hem bezig.
"John Lennon," zei iemand.
"Ja, dat klopt," zei Moran.
Toen kwam Tony Palma aan bij de ehbo. Hij liet de vrouw uitstappen en ze rende naar binnen. Iemand riep naar Palma: "Dat is Yoko Ono!"
"Oh ja?" zei Palma.
"Ze hebben net John Lennon binnengebracht," zei de man.
Palma liep naar binnen. Moran was er al. John Lennon lag op een tafel in een traumakamer en de dokters waren aan het werk.
Tony Palma zei tegen zichzelf, ik denk het niet. Moran schudde zijn hoofd Hij dacht aan zijn twee kinderen, die alle grote hits van The Beatles kenden. En Jim Moran en Tony Palma, ouder nu, politieagenten in een wereld zonder lol, stonden in het ziekenhuis toen John Lennon, wiens muziek ze kenden, wiens muziek bekend was bij iedereen op aarde, gewoon iemand werd die stierf nadat hij was neergeschoten met een pistool in de straten van New York.
(Bron: nydailynews.com)
(Vert.: Ellen Clement)