Terwijl de Beatles officieel pas in April 1970 uit elkaar gingen, vond een van de eerste tekenen dat ze op zijn minst buiten de verplichtingen van de groep begonnen te denken plaats op 13 September 1969, toen John Lennon optrad met de Plastic Ono Band ( samen met Eric Clapton) op het Toronto Rock en Roll Revival.
Gehouden in het Varsity Stadion in Toronto was het festival zelf een soort glorieus allegaartje, met enkele oprichters van de rock ( inclusief Chuck Berry, Bo Diddley, Little Richard en Jerry Lee Lewis) die het podium deelden met Alice Cooper en met The Doors als hoofdact.
Dat Lennon optrad was een shock voor de promotors John Brower en Kenny Walker. Wetende dat hij gek was op de voorlopers van de rock, zochten ze op het allerlaatste moment contact met hem om te vragen of hij als ceremoniemeester mee wilde werken. "Wij kregen dit telefoontje op een vrijdag, dat er een Rock and Roll revival gehouden werd in Toronto met een publiek van zo'n 100.000 mensen, of zo iets," herinnert Lennon zich in 'Anthology.' "Ze nodigden ons uit als Koning en Koningin om dit te begeleiden, niet om op te treden. Maar dat stukje hoorde ik niet. Ik zei, geef me even de tijd om een band bij elkaar te krijgen,' en de volgende ochtend vertrokken we."
Zijn eerste contact was naar George Harrison, die bedankte omdat hij geen avant-garde muziek wilde spelen. Toen belde hij naar Clapton, die toestemde, gevolgd door drummer Alan White en bassist Klaus Voorman, een vriend van de Beatles uit hun Hamburg tijd, die ook de hoes van 'Revolver' ontworpen had. De volgende morgen vlogen ze naar Canada – de dag van de show – ze repeteerden in het vliegtuig.
Met zo weinig tijd om zich voor te bereiden begonnen ze met drie covers: 'Blue Suede Shoes' van Carl Perkins, 'Money' (That's What I Want) van Barret Strong en 'Dizzy Miss Lizzy' van Larry Williams. Toen drie originele Lennon nummers; 'Yer Blues', - wat Clapton met Lennon een jaar daarvoor had gespeeld bij het 'Rock and Roll Circus' van de Rolling Stones - 'Cold Turkey' en 'Give Peace a Change', waar Lennon de tekst improviseerde omdat hij het origineel vergeten was.
Toen was de beurt aan Yoko Ono, met 'Don't Worry Kyoko ( Mummy's Only Looking for Her Hand in the Snow)' en het 12 minuten durende 'John John (Let's Hope for Peace)', wat inhield dat Ono herhaaldelijk boven een muur van 'feedback' uit moest gillen.
"De sfeer was ongelooflijk," zei Lennon. "Ik had me in heel mijn leven nog nooit zo goed gevoeld. Iedereen deed mee en sprong op en neer terwijl ze het 'peace' teken opstaken, want ze kenden de meeste nummers toch al, en we deden het nummer 'Cold Turkey' wat we nog nooit gespeeld hadden en ze vonden het te gek".
Criticus Robert Christgau, die het concert bijwoonde, schreef," John leek nerveus – hij had in geen drie jaar zo'n optreden gedaan – maar hij was goed bij stem voor een programma met oude Rock and Roll nummers en originelen en eindigde met 'Give Peace a Change'. De gitaar van Clapton, die haast niet opviel, was ook geweldig. Een behulpzame reporter hield de weg vrij van fans – maar dat waren er niet zoveel – toen de groep Yoko alleen , jammerend en haar versterkers brommend achter liet op het podium".
Maar Christgau veranderde drie maanden later van mening toen het album 'Live Peace in Toronto' uitkwam als een verslag van het optreden. Hij gaf het een 'zesje' en schreef, "Ik was erbij en het was niet zo geweldig 'live'. Het is slecht opgenomen. De anti-Yoko reactie is de verveling al lang voorbij, maar dat betekend niet dat ik haar 20 minuten wil horen jammeren, en het rock gedeelte is slecht weergegeven, waar Clapton's meesterlijke gitaarspel verspeelt werd door dat van Lennon . De waarde zit hem grotendeels in het document.
(Bron: ultimateclassicrock.com)
(Vert.: Trix van Twist)